Museumstof 92: Marronstudies – Kofi Agorsah
oktober 15, 2006
Museumstof 94: Sint in Suriname
december 1, 2006
Show all

Museumstof 93: Moni no de

Meer dan eens krijgen wij de vraag voorgelegd hoe het museum aan de middelen komt om de veelheid aan taken uit te kunnen voeren. De Stichting Surinaams Museum is geen overheidsinstelling doch een particuliere stichting. Dat betekent dat de inkomsten vrijwel volledig op eigen kracht vergaard moeten worden. Van overheidszijde is er sprake van slechts een zeer bescheiden subsidie en zijn een drietal mensen, op een totaal van ca. 20, aan de stichting uitgeleend.

De inkomsten zijn te herleiden tot enkele belangrijke bronnen. In de eerste plaats is er de kaarverkoop aan de poort. Voorts worden zowel de binnenplaats van Fort Zeelandia als enkele zalen te huur aangeboden, de binnenplaats meestal voor recepties, de zalen meestal voor tentoonstellingen. Dan is er nog een kleine museumwinkel die wat inkomsten genereert en tot slot is er een groep donateurs. Behalve de middelen die op deze manier worden verkregen, is er ook sprake van bijdragen in natura. Zo zijn de beide officierswoningen waar de stichting op het Fort Zeelandia-complex over beschikt, geadopteerd door het bedrijfsleven (BHP Billiton Mij. En SOL Suriname), zodanig dat op jaarbasis een vast bedrag voorhanden is om het onderhoud aan deze gebouwen te kunnen plegen.

Indien er sprake is van door derden gesubsidieerde projecten, zoals tentoonstellingen, dan is het meestal ook wel mogelijk om, afhankelijk van zo’n project te werken aan een duurzame verbetering van de museale infrastructuur. In geval van een fototentoonstelling kunnen bijvoorbeeld wissellijsten worden aangeschaft of kunnen in andere gevallen vitrines worden gekocht. Deze zaken kunnen een volgende keer weer worden ingezet. Projectmatig kan een beroep worden gedaan op bijvoorbeeld het bedrijfsleven, zustermusea of niet-gouvernementele organisaties. Vanwege het grote belang dat gehecht wordt aan het gemeenschappelijk cultureel erfgoed en uiteraard afhankelijk van het thema kan ook wel een beroep gedaan worden op de Nederlandse overheid. Kortom, met de nodige creativiteit komen we een heel eind.

Sieglien Hynes van de Educatieve Dienst en Lyndi van Dun, afgestudeerd aan de Reinwardt Academie (museologie) promoten de museumwinkel in een T-shirt waarop het in 1999 gevonden precolumbiaans masker, topstuk in onze collectie, staat afgebeeld.

Sieglien Hynes van de Educatieve Dienst en Lyndi van Dun, afgestudeerd aan de Reinwardt Academie (museologie) promoten de museumwinkel in een T-shirt waarop het in 1999 gevonden precolumbiaans masker, topstuk in onze collectie, staat afgebeeld.

Met de verkregen middelen moet een scala aan taken worden uitgevoerd waaruit hier een kleine willekeurige greep wordt genomen: onderhoud gebouwen, personeelskosten, aanschaf nieuwe collectiestukken of boeken voor de bibliotheek, conservering en onderhoud collectie, onderhoud terreinen, ontwikkelen van tentoonstellingen, educatief werk, kantoorbenodigdheden, restauratie, digitalisering collecties enz. enz.

Willen we ons als instituut echter verder ontwikkelen, dan zijn er veel meer middelen nodig dan momenteel beschikbaar zijn. Gelukkig gaat die ontwikkeling weliswaar langzaam maar gestaag. Als we terugkijken op de elf jaren sinds het museum weer terug is in Fort Zeelandia mogen we niet ontevreden zijn. Het is dan bijna niet voor te stellen hoe we met de weinige middelen onze huidige staat hebben bereikt. In eigen huis weten we maar al te goed waar het aan ontbreekt en waar onze wensen liggen. Dat doel houden we steeds voor ogen en stap voor stap komt dat doel naderbij.