Fort Zeelandia is het oudste gebouw in Paramaribo. Het zal dan ook niet verbazen dat vanaf deze plaats aan de rivier de tijdsmelding voortkwam. Per slot van rekening is het fort vanaf de bouw in de zeventiende eeuw lange tijd ook het centrum van de stad Paramaribo geweest. Fermin schreef in 1769 dat elke ochtend en elke avond een soldaat op een trapje klom om de klok op een van de bolwerken (bastions) van Fort Zeelandia te slaan. Hij geeft aan dat er geen ander uurwerk ten dienste van de stad gevonden werd.
Ten tijde van Teenstra (rond 1840) was er tegenover het fort een gebouw met een torentje waarin zich een klok en een uurwerk zonder wijzerplaat bevonden. In het Surinaams Museum is een maquette van het fort te zien, waarop de situatie van rond 1800 is afgebeeld. Ook daarop vinden we het torentje met de klok terug. Het betreffende gebouw wordt door kinderen die het museum bezoeken vaak verward met de toren van het huidige Ministerie van Financiën aan het Onafhankelijkheidsplein. Dit biedt steeds een mooie gelegenheid tot uitleg over schaalverkleining en de situatie rond het fort in vroeger jaren.
Te Fort Zeelandia werden ook kanonnen gebruikt om de tijd aan te duiden. Om vijf uur ‘s morgens werd een schot gelost. De dichter Paul François Roos schreef hierover in 1785:
“ ‘k ontwaak door ‘t dagschot, en myn uitgeruste leden
Doen my niet aarselen ten bedstonde uit te treden.”
Een tweede schot klonk om 8 uur ‘s avonds, na de taptoe (tapperijen toe). Overigens werden kanonnen ook afgeschoten bij belangrijke gebeurtenissen, zoals hoog bezoek uit de Nederlanden of de begrafenis van een gouverneur. In een plakkaat van 6 mei 1760 staat vermeld dat de slaven zich na de taptoe van 8 uur niet op straat mochten vertonen zonder voorzien te zijn van een biljet, inhoudende de naam van de slaaf en de datum, getekend door zijn eigenaar. Anders moesten zij zijn voorzien van een lantaarn met licht. Na 9 uur dienden de slaven zowel een toestemmingsbrief als een lantaarn bij zich te hebben. Anders werden ze door de burgerpatrouille gevangengenomen en naar Fort Zeelandia gebracht. Daar kon de meester tegen een straf van 6 gulden zijn slaaf ophalen. Als hij dit niet voor 9 uur de volgende dag deed, kreeg de slaaf een Spaanse bok.
Ver van de stad, op de plantages, gaf men de tijd meestal aan door middel van het luiden van een plantagebel. Het werkvolk wist dan wanneer de dagtaak begon en eindigde. Ook voor de schafturen kon de bel worden geluid. Soms gebruikte men stukken ijzer voor het slaan van de uren. De meeste klokken zijn van koper, gegoten op bestelling in Nederland.
Het Surinaams Museum is de gelukkige bezitter van enkele klokken. Bij scholenbezoek vinden kinderen het een uitdaging om de klok te luiden. Het prachtige geluid galmt dan over de binnenplaats. Momenteel is in het Fort Zeelandia ook een bel met de naam Susanne erop te zien. Op bijgaande foto zien we deze klok, die onderdeel uitmaakt van de tentoonstelling ‘Susanna du Plessis, portret van een slavenmeesteres’.
Bronnen :
West-Indische Gids, 1928
Zeelandia, de geschiedenis van een fort, J. Fontaine