Museumstof 30: Tinnegoed
januari 3, 2003
Museumstof 32: mi na prit' panyi
januari 8, 2003
Show all

Museumstof 31: je licht opsteken

Licht speelt, vooral in deze tijd, een belangrijke rol in ons leven. In vele culturen staat licht als het symbool voor hoop. Hoop op een betere toekomst. Vanaf de tijd dat de mens zelf vuur kon maken heeft hij dat ook gedaan, als warmte- en als lichtbron.Het is dan ook niet verwonderlijk dat zich in de collectie van het Surinaams Museum heel wat lampen bevinden: olielampen, lampen met kaarsen maar ook lampen die branden op elektra. Reeds lang geleden ontdekte men dat vet een goede stof was om een draad in te branden. De dia is hiervan een goed voorbeeld: een simpel bakje van aardewerk met daarin wat ghee en een lont. Deze lichtbron wordt binnen de hindoestaanse cultuur gekoesterd, denkt maar aan Dhivali, het lichtfeest.

Fakkels met in olieachtige stof gedrenkte lappen fungeerden ook lang als lichtbron. Kaarsen werden ook van vet gemaakt. De kaarsenmaker doopte een lont in bijenwas of walvissenvet (de zogenaamde spermacetikaarsen). Om te voorkomen dat kaarsen werden opgevreten door hongerige muizen of kakkerlakken werden ze in houten dozen bewaard. Kaarsenhouders waren er in allerlei vormen en van allerlei materiaal gemaakt. Van hout tot goud. Naarmate er meer geld was, werden de materialen duurder en de kandelaars mooier versierd, met bijvoorbeeld kristallen pegels, die het licht mooi reflecteerden. De koperen kroonluchters die vroeger met brandende kaarsen in de grote huizen en kerken hingen, zijn een mooi voorbeeld van een grote lichtbron in vroeger dagen. Zodra rijke mensen grote spiegels in hun huis ophingen (vanaf de achttiende eeuw) hoefden zij minder kaarsen te branden omdat het licht in de spiegelende oppervlakte weerkaatste. In de tropen stormde het nogal eens en werden er glazen windlichten om de kaarsen geplaatst, om te voorkomen dat de kaarsen uitwaaiden. Dit zien we ook bij de kokolampu, oorspronkelijk een blikken tuitlampje waarin petroleum wordt gedaan en de katoenen pit door de tuit werd getrokken. Tegenwoordig wordt de naam ook wel gebruikt voor de bekende olielamp (stormlantaarn) met glas, waarbij de vlam in hoogte verstelbaar is. Ook van de petroleumlampen zijn allerlei uitvoeringen gemaakt, van simpele tot zeer luxueuze.

ms031

Een bronzen Chinese lamp in pagodestijl, vermoedelijk ca. 1930. De peer heeft nog een zgn. bajonetfitting. Om de voet zit een draak geslingerd.

Slaven mochten zich na acht uur ’s avonds niet op straat bevinden zonder lamp. En om een lamp te mogen dragen, dienden zij een briefje van hun meester bij zich te dragen. De overheid heeft diverse keren in plakaten verordeningen uitgevaardigd om te voorkomen dat er zich na donker veel slaven op straat bevonden, dit om opstootjes te voorkomen. Wanneer een slaaf zonder lamp werd gesnapt, werd hij naar Fort Zeelandia gebracht. Als zijn meester hem niet vóór negen uur de volgende ochtend had opgehaald, kreeg die een boete en de slaaf een afranseling.

De installatie van straatlantaarns maakte het een stuk veiliger om bij donker over straat te lopen.In 1909 werd in Paramaribo een gasfabriek geopend en installeerde het bedrijf 308 gasstraatlantaarns. In 1950 stapte men over op elektrische straatverlichting en werd de naam Nederlands-Indische Gas Maatschappij omgedoopt tot Overzeese Gas- en Elektriciteitsmaatschappij (OGEM). Tegenwoordig zorgt de EBS voor het licht. Soms zitten we nog in het donker, en met kerst gebeurt dat bewust. Dan steken we voor de sfeer weer eens een kaarsje op.