Na een lange vakantieperiode biedt de Stichting Surinaams Museum de lezers van de Ware Tijd weer Museumstof aan, een tweewekelijkse rubriek waarin we u informatie over het museum voorschotelen. Deze informatie is heel breed en kan gaan over een tentoonstelling, een organisatorisch aspect zoals een renovatie, maar ook over een enkel voorwerp. Gezien de reacties blijkt Museumstof, dat ook op de website van het museum te bekijken is, wereldwijd wordt gelezen. We nodigen ook u uit om, als u commentaar of aanvullingen hebt, contact met ons op te nemen.
In deze aflevering van Museumstof schenken we aandacht aan de tentoonstelling ‘Wereldoorlog in de West’, die op 15 augustus is geopend. Dit was niet zomaar een willekeurige datum, maar de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog 60 jaar geleden. Deze dag is ook gevierd door de oud-strijders, die tevens aandacht vroegen voor hun situatie.
Het doel van de tentoonstelling is, om de rol van de Antillen en Suriname tijdens deze turbulente periode te belichten. Velen weten niet hoe belangrijk de olie-industrie op Curaçao is geweest voor de geallieerden. Evenzo exploiteerden de Amerikanen de Surinaamse Bauxiet om hun vliegtuigindustrie van aluminium te voorzien. Dit had tot gevolg dat er in Suriname heel wat veranderde. We hoeven maar aan bijvoorbeeld de Goslar en vliegveld Zanderij (nu J.A. Pengel Luchthaven) te denken, die nog steeds als stille monumenten getuigen van deze periode.
Wat weinig bekend is, is dat Surinamers hebben meegevochten in de oorlog. Niet op grote schaal, ondanks de wervingsacties van onder meer Hugo Pos. Na zijn rede in theater Bellevue gaven vele Surinaamse jongemannen zich op als vrijwilliger. Later bleek dat de minister van oorlog ze vermoedelijk heeft geweigerd omdat ze binnen de Prinses Irenebrigade aanstoot zouden kunnen geven aan de blanke Zuid-Afrikaanse dienstplichtigen die eveneens aan die brigade waren toegevoegd.
Maar nog minder bekend is dat ook vrouwen in het geallieerde leger hebben gediend. In de tentoonstelling hangen enkele oude foto’s waarop zij in uniform zijn afgebeeld. In augustus 1944 vertrokken zes jonge Surinaamsen om zich aan te melden bij het Vrouwelijke Vrijwilligers Hulpkorps dat vanuit Engeland opereerde. Annie Hiemcke, Carmen Goede, Jeanne Stift, Anne van Trikt, Ro Wildschut en Anita Zorgvol moesten vaak onder gevaarlijke omstandigheden, vlak bij het front, hun taken uitvoeren. Ze waren geworven door mevrouw Knappert die daarvoor speciaal vanuit Engeland naar Suriname was gekomen. Via New York voeren ze op een groot troepentransport naar Schotland. Daar aangekomen kregen ze diverse functies toebedeeld en kwamen bij verschillende afdelingen terecht. Na de bevrijding van Nederland schokten vooral de enorme honger en armoede hen. Ze deelden hun rantsoenen met mensen in de straat, waaronder soms andere Surinamers. Enkele van de dames zijn, onderscheiden met het Oorlogskruis, teruggekeerd naar Suriname, anderen hebben in Nederland een leven opgebouwd. Een oorlog willen ze geen van allen meer meemaken. Toch zijn er ook wel mooie herinneringen. Anne van Trikt en Ro Wildschut zijn in Breda nog toegesproken door Koningin Wilhelmina, die via deze twee dappere vrouwen de volgende boodschap doorgaf: ‘Suriname. Bedankt voor alles’.
Bron: Surinaamse oorlogsveteranen, interviews van Tony Wong, de Ware Tijd, z.j.