In nummer 18 van Museumstof kondigden wij aan een aflevering te zullen wijden aan de geschiedenis van het museumwezen in Suriname. Dat doen we hierbij. In de zestiger jaren van de 19e eeuw kreeg het Surinaamse Gouvernement van de heer J.M. Jansen Eycken Sluiters een verzameling zoölogica geschonken. (Een collectie met betrekking tot de dierenwereld.) In 1854 werd op particulier initiatief de Koloniale Bibliotheek opgericht, die vervolgens in 1857 aan het gouvernement werd aangeboden. In 1867 werd de Koloniale Bibliotheek, samen met voornoemde verzameling afgestaan aan het inmiddels in het leven geroepen “Surinaamsch Genootschap tot bevordering van Kennis”. In 1875 werd dit genootschap ontbonden en werden bibliotheek en verzameling aan het gouvernement teruggegeven. De verzameling had zich inmiddels uitgebreid met antiquiteiten, geologica en ethnografica. (Geologica: op de aarde betrekking hebbend: gesteenten, grondsoorten e.d.; ethnografica: voorwerpen met betrekking tot verschillende volken.)
De verzameling werd evenals de Koloniale Bibliotheek ondergebracht in het gouvernementslogeergebouw en kreeg de naam Koloniaal Museum, dat onder beheer stond van de gouvernementssecretaris. In 1888 werd het beheer overgenomen door de inspecteur van Onderwijs. Het gouvernementslogeergebouw bevond zich aan de Kleine Combéweg 2, het gebouw waar later het kantongerecht in ondergebracht was en dat in 1990 door brand werd verwoest.
Een op 21 oktober 1907 door de overheid ingestelde commissie, die maatregelen moest treffen tot verbetering van de slechte staat waarin bibliotheek en museum verkeerden, concludeerde dat de museumcollectie onbetekenend was en in staat van ernstig verval verkeerde. De uitbreiding van de bibliotheek met een museum had geresulteerd in de verwaarlozing van beide. Bij resolutie van 16 mei 1908 werd het Koloniaal Museum helaas opgeheven. Van de aanwezige collecties, die o.a. bestonden uit schelpen, gesteenten, opgezette dieren en flessen met slangen op alcohol, moest een deel vanwege de slechte staat worden weggegooid. Het resterende gedeelte werd vervolgens verspreid over een aantal scholen en ondergebracht in wat toen het Schoolmuseum werd genoemd. Maar ook het Schoolmuseum was geen lang leven beschoren. Dit museum werd opgeheven in 1925 en geliquideerd in 1929. In 1930 werden de restanten op een openbare veiling verkocht. Niet iedereen was het ermee eens dat het Schoolmuseum opgeheven werd. Met name uit onderwijskringen werden hierover boze brieven gericht aan de minister van Koloniën in Den Haag, Nederland. Het heeft niet mogen baten.
Een groot deel van de collecties van het Schoolmuseum stond op de zolder van de voormalige openbare Willemsschool, die gelegen was tegenover de Centrale Markt op de plaats waar thans de Volks Crediet Bank staat.
In 1947 volgde de oprichting van de Stichting Surinaams Museum, inmiddels alweer 55 jaar geleden. Pas in recente jaren zien we met name vanuit het bedrijfsleven de belangstelling voor het opzetten van bedrijfsmusea opkomen, hetgeen uiteraard een zeer positieve ontwikkeling is. Over de geschiedenis van onze stichting een volgende keer meer.
Bronnen:
– Ferrier, L.H., Archief Stichting Surinaams Museum 1947 – 1997 – 50 jaar, in Mededelingen nr. 54;
– Putten, L. van en L. Ferrier, 50 Years “Stichting Surinaams Museum”. 1947 –29 April 1997, in Archiv für Völkerkunde 50, 1999: 143-152.
– Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië.