Museumstof 60: Bepaald geen misbaksels

Museumstof 59: Mi na abia peri, mi e brenki leki gowtu na libisma ai
juni 15, 2004
Museumstof 61: Dresi mi, o mi datra
juli 25, 2004
Show all

Museumstof 60: Bepaald geen misbaksels

Een muur van de winkel van het Surinaams Museum is geheel bedekt met 448 18e eeuwse Hollandse tegeltjes waarop voorstellingen van landschappen in blauwtinten. Deze tegels komen oorspronkelijk uit het afgebrande pand aan de H.A.E. Arronstraat 8 (Gravenstraat). Het is een unieke verzameling van zoveel tegels uit dezelfde tijd en uit dezelfde oven. Tegels werden vooral vervaardigd in tijden van welvaart en grote bouwactiviteit. Aanvankelijk waren ze polychroom, meerkleurig, later voornamelijk blauw, soms paars, groen of geel. De kwadraattegel heeft in de hoeken meestal een ornamentele versiering.

MS060

Detail uit tegelmuur in het museum

Voor de tegelmuur in het fort lijken dat gestileerde ankertjes, een motief dat ‘ossenkop’ heet. In het midden van de tegel staat een figuur afgebeeld. Deze heeft vaak een prent als voorbeeld (de boeken waaruit de afbeeldingen zijn gekopieerd zijn eenvoudig op te sporen), of werden speciaal voor dit doel ontworpen. Ornamenten waren veel minder modegevoelig dan de centrale afbeeldingen. Sommige blijken wel tweehonderd jaar in productie te zijn geweest. Door de tijd heen hebben patronen uit diverse landen invloed gehad op de tegeldecoraties.

Aan het einde van de negentiende eeuw kwamen de tegelfiguren uit de gouden eeuw weer terug, mede doordat er veel restauraties plaatsvonden. De oude tegels werden vaardig geïmiteerd. De nagemaakte werden aangeduid met (I.A.), Imitatie Antiek. Zelfs de gaatjes op de 4 hoeken werden aangebracht. De afmetingen van de tegels waren meestal 13 x 13 cm (5 duim) en de dikte varieerde van 7 tot 10 mm. De voornaamste Nederlandse tegelbakkerijen stonden in Utrecht, Harlingen en Makkum. Oude bedrijfsarchieven van de tegelbakkerijen leveren de meeste gegevens op, maar ook de modellenboeken  kunnen worden bestudeerd als bron voor de afkomst van de tegeldecors. Bron voor registratie en beschrijving van tegels zijn ook de sponsen. Dit zijn bladen papier, waarin het decor is doorgeprikt. Ze worden eenzijdig gebruikt en zijn na zo’n duizend tegels versleten. Bij sommige staan gegevens achterop. Fabrikanten hielden elkaar op de hoogte van nieuwe decors.  Meestal worden tegels vernoemd naar de centrale afbeelding. Soms is dat naar de plaats waar ze in de omgeving veel voorkomen.

De voorstellingen bevatten vaak bijbelse of mythologische verhalen,  Er zijn tegels met dieren, kinderspelen, ambachten, bloemen of landschappen, zoals op de tegelmuur in Fort Zeelandia.

Bij het fabricageproces kon nogal wat fout gaan. De tegelbakker deed klei in een tegelraam  en streek het met een rolpin glad. Later voerden fabrieken de tegelpers in. De tegel werd gebakken tot biscuit. Daarna gooide men met een kom glazuur tegen de tegels (het ‘geven’ van tegels) en bakte ze nogmaals. Bij fouten in het bakproces (meestal een onjuiste oventemperatuur) ontstond gerimpeld, gekookt, geschift of gevloeid glazuur. Er konden ook haarscheurtjes ontstaan of de tegel kon onregelmatig krimpen. Dit waren allemaal misbaksels. Goedgekeurde bakproducten werden beschilderd met een penseel met enkele uitstekende haartjes voor de fijne lijntjes (trekschilderen). Later vult de schilder deze buitenlijnen op en bakt men de tegels nogmaals.

De landschappen op de muur in de winkel staan binnen een dubbele cirkel en hebben alle een ossenkop als hoekmotief. Verschillende figuren zie je terugkomen. Dit geeft vergelijkingsmateriaal; als je goed kijkt zie je bij twee identieke motieven een groot verschil in kwaliteit van de schildering. De detaillering en precisie kunnen onderling nogal verschillen.

Bron: Jan Pluis, De Nederlandse tegel, decors en benamingen 1570-1930 (Leiden 1997).